Waar is roken nou toch goed voor?


Auteurs: CM Pijls, LCW Jansen, B Sterk
Begeleider: I. Bakker
Blok Gezondheidszorg
Faculteit der Geneeskunde, Vrije Universiteit, 2001

Voorwoord

Via deze weg willen we Ingrid Bakker bedanken voor het sturen en begeleiden en Jan Snel voor het zeer vriendelijk ontvangen, uitwisselen van meningen en helpen met vinden van de juiste artikelen.

Samenvatting

In deze paper is literatuuronderzoek gedaan naar de positieve effecten van roken. Er wordt eerst gekeken naar de invloed van roken, en in het bijzonder van nicotine, op het menselijk lichaam. Vervolgens worden vier ziekten genoemd, waarvan gedacht wordt dat ze bij rokers minder voorkomen. Deze ziekten zijn de ziekte van Parkinson, de ziekte van Alzheimer, colitis ulcerosa en het endometriumcarcinoom. Er wordt uitgelegd wat de werking van nicotine is op deze ziekten en waarom roken een positieve invloed heeft op deze ziekten. Er is kritisch naar deze artikelen gekeken. Vervolgens is er ingegaan op de kracht van het genieten en in hoeverre genieten bijdraagt aan het immuunsysteem. Er wordt geconcludeerd dat nicotine vrijwel zeker een beschermende factor heeft bij de vier bovengenoemde ziekten, maar dat deze voordelen niet opwegen tegen de nadelen, zoals longkanker en hart- en vaatziekten. De plezierige kant van roken kan echter wel opwegen tegen deze nadelen, mits men met mate rookt. Aangezien rokers roken ervaren als een middel voor een beter humeur, goede coping van stress en zich goed voelen, kan dit betekenen dat het immuunsysteem sterker wordt. Misschien bestaat bij roken daarom hetzelfde effect als bij alcohol, en bestaat er bij kleine doses een gunstig effect. De conclusie is daarom ook: “Geniet, maar rook met mate,”
_
Inhoudsopgave
Pagina:
Inleiding
Hoofdstuk 1: Werkwijze

Hoofdstuk 2: Roken in Nederland

Hoofdstuk 3: Tabak en nicotine
3.1 Tabaksrook
3.2 Nicotine

Hoofdstuk 4: Ziekten waarbij roken een positieve invloed heeft
4.1 De ziekte van Alzheimer
4.2 De ziekte van Parkinson
4.3 Colitis ulcerosa
4.4 Endometriumcarcinoom

Hoofdstuk 5: De kracht van genieten
5.1 Waarom roken mensen?
5.2 Genieten, goed voelen en gezondheid

Conclusie

Literatuurlijst

Bijlagen
_
Inleiding

Iedereen kent de negatieve effecten van het roken van sigaretten; de slechtere conditie van rokers, de vergrote kans op hart en vaatziekten en natuurlijk de grote correlatie met het ontstaan van longkanker. Maar is dat wel de enige kant van roken? Als iedereen weet dat roken zo slecht is waaróm rookt een derde deel van de Nederlandse bevolking dan? Is dit alleen het gevolg van de verslavende werking van roken, of zit er nog een andere, positieve, kant aan het roken. Alle informatie die wij, burgers, krijgen over roken, wordt gekleurd door de anti-rook mentaliteit van onze maatschappij, c.q. de overheid. Het is daarom logisch dat er zelden iets wordt gepubliceerd over de eventuele positieve effecten van roken; dat is immers niet de sociaal geaccepteerde informatie. Toch schijnen die er te zijn. Onze aandacht werd bijvoorbeeld getrokken door een boekje geschreven door Martin van Amerongen “Rook doet leven”, waarin hij beschrijft wat voor hem de positieve kanten zijn van roken.
De aanleiding voor het schrijven van deze paper is het blok Gezondheidszorg en Volksgezondheid binnen de opleiding Geneeskunde aan de VU en valt binnen het thema BRAVO (leefstijl en gezondheid). Er is gekozen voor een literatuurstudie naar de eventuele positieve effecten van roken. De paper begint met het vermelden van de samenstelling van tabaksrook, waarna er verder ingegaan word op de belangrijkste component hiervan, namelijk de stof nicotine. Daarna wordt aandacht geschonken aan bepaalde ziekten en aandoeningen waarbij roken de kans op het krijgen van deze ziekten vermindert. De aandoeningen die worden besproken zijn: de ziekte van Alzheimer, de ziekte van Parkinson, colitis ulcerosa en het endometriumcarcinoom. Tot slot wordt bekeken wat roken met een roker doet, oftewel waarom men rookt. In deze paper wordt geprobeerd een antwoord te geven op de volgende probleemstellingen:
1. Bij welke ziekten heeft roken een positieve invloed?
2. Waarom blijven mensen roken? De nadelige effecten zijn algemeen bekend, toch rookt 33% van de Nederlanders.
Deze paper is onzes inziens interessant voor iedereen die zich net als ons wel eens heeft afgevraagd waarom mensen roken en of er inderdaad voordelen van roken bestaan.
_
Hoofdstuk 1: Werkwijze

Eerst is er gekozen voor het onderwerp “de positieve effecten van roken”. Toen zijn we gezamenlijk naar de bibliotheek gegaan om informatie over de positieve effecten van roken te zoeken. We hebben gebruik gemaakt van PubMed, de bibliotheekcatalogus, en de wetenschappelijke artikelen waar de catalogus naar verwees. Bovendien heeft Bouke contact opgenomen met een kennis, dr. Hooijer, die ooit onderzoek naar ons onderwerp heeft gedaan. Hij heeft ons een lijst gemaild met ziekten waarop roken een positieve invloed zou hebben. Dit is een mooi houvast geweest om te beginnen met informatie zoeken. Verder is het internet natuurlijk een rijke bron van informatie geweest, hoewel we hier uiteindelijk weinig van hebben gebruikt. Het wetenschappelijk niveau van dit medium valt nogal tegen.
Behalve literatuuronderzoek hebben we ook nog een praktijkbezoek afgelegd. We hebben gepraat met Jan Snel, een psychofysioloog verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Hij heeft veel onderzoek gedaan naar genieten en de positieve effecten van genieten. In zijn boek “Genieten mag!”, wat wij vooraf aan dit werkbezoek hebben gelezen, wijdt hij een heel hoofdstuk aan de positieve kanten van roken. Deze positieve effecten zijn echter niet zozeer lichamelijk, zoals de ziekten die dr. Hooijer heeft beschreven, maar vooral “psychisch” van aard. Daarom hebben we onze paper in een somatische en een psychische component verdeeld. Pas in de conclusie voegen we deze componenten samen en wegen we hun waarde.
Bij het schrijven van deze paper hebben we ieder een deel voor onze rekening genomen. Lotte heeft over nicotine, colitis ulcerosa en endometriumcarcinoom geschreven, Bouke over “de kracht van genieten” en Carlijn over de ziekte van Alzheimer en de ziekte van Parkinson. Vervolgens hebben we gezamenlijk het stuk dusdanig vaak herlezen, verbeterd en herschreven, dat het nu niet meer duidelijk is wie wat heeft geschreven.
_
Hoofdstuk 2: Roken in Nederland

In Nederland rookt ondanks de negatieve publiciteit nog steeds 33% van de bevolking. In 1991 was dit nog 30%. Hieruit valt te concluderen dat er in Nederland toch een duidelijke afname van het aantal rokers is (zie tabel 1). Met name de mannen zijn minder gaan roken.
Een alarmerend feit is dat steeds meer jongeren in de leeftijd van 12 tot 14 jaar gaan roken. In 1990 rookte er in deze groep nog 14%. In 1998 is dit gestegen tot 24%. De antirook-campagnes van tegenwoordig richten zich daarom voornamelijk op deze groep.(1)

Tabel 1 Rokers in Nederland
Bron: CBS (1)
1991 1995 1998 1999 2000 % van de bevolking van 16 jaar en ouder rokers 38 36 35 34 33
_
Hoofdstuk 3: Tabak en nicotine

3.1 Tabaksrook
Bij de verbranding van tabak komen meer dan 4000 verschillende stoffen vrij. Tabaksrook is dus een zeer complexe substantie. De stoffen in tabaksrook worden vaak in 4 hoofdgroepen verdeeld.
*irriterende stoffen
*nicotine
*koolmonoxide
*carcinogene stoffen.(2)
Al deze stoffen hebben een verschillend effect op het menselijk lichaam. Zo is van de carcinogenen teer de schadelijkste stof.
Tabaksrook bevat 1% tot 5% koolmonoxide(CO). Dit gas ontstaat na onvolledige verbranding van organisch materiaal. De schadelijke werking van koolmonoxide leidt tot een beperkende zuurstofvoorziening van weefsels en organen. Koolmonoxide gaat een hechte binding aan met hemoglobine in het bloed, waardoor de zuurstof-transportfunctie van het hemoglobine wordt bemoeilijkt.(3)

3.2 Nicotine
Nicotine is een alkaloïd in tabaksrook en farmacologisch de meest werkzame stof in tabaksrook in het menselijk lichaam. Het is in tegenstelling tot koolmonoxide geen verbrandingsproduct, het is reeds in de tabaksplant aanwezig. Nicotine werkt op cholinerge receptoren van bijna elk fysiologisch systeem in het menselijk lichaam. Het werkt prikkelend op het perifeer en centraal zenuwstelsel. Afhankelijk van de concentratie is deze werking is zowel van stimulerende als van kalmerende aard. Het is gebleken dat nicotine ook een effect heeft op de zogenaamd evoked potentials. Hieraan kan men de reacties van het centraal zenuwstelsel op uitwendige prikkels meten. Het is gebleken dat door nicotine de evoked potentials sneller verlopen, met als gevolg dat de hersenen sneller uitwendige prikkels kunnen verwerken.(4)
Verder maakt het adrenaline vrij uit de bijnieren en noradrenaline uit de hypothalamus en uit de zenuwuiteinden van het sympathische zenuwstelsel. Hierop reageert het lichaam met een verhoogde polsfrequentie en bloeddruk.
De nicotinewerking op het maagdarmstelsel berust voornamelijk op een toegenomen maagzuursecretie, een verhevigde maagdarmmotoriek en een verslapping van de pylorus.
90% van de geïnhaleerde nicotine uit tabaksrook wordt in de longen geabsorbeerd. Eenderde hiervan bereikt in 7 tot 10 seconde de hersenen. Nicotine wordt verspreid over de hersenen met de hoogste concentraties in de hypothalamus, hippocampus, thalamus en de cerebrale cortex. Tevens bindt nicotine zich aan de nigrostriatale en mesolimbische dopaminerge neuronen, welke een belangrijke rol spelen bij de ziekte van Alzheimer en de ziekte van Parkinson.
De nicotine concentratie in de hersenen stijgt snel na het roken van een sigaret. Daarna daalt de concentratie in 20 tot 30 minuten omdat de nicotine zich over andere weefsels in het lichaam verspreidt. De halfwaardetijd van nicotine bedraagt 2 uur. Door deze korte halfwaardetijd zullen, bij onthouding van nicotine, lichamelijke ontwenningsverschijnselen na 48 uur voorbij zijn.
Nicotine kan door de huid opgenomen worden. Hier op zijn de zogenaamde nicotine pleisters gebaseerd die vaak gebruikt worden als mensen willen stoppen met roken.
Bij veelvuldige toediening van nicotine treedt tolerantie op. Dit betekent dat er steeds grotere hoeveelheden nodig zijn om een zelfde effect te bereiken. Dit verklaart het lichamelijk verslavende aspect van roken.(5)
_
Hoofdstuk 4: Ziekten waarbij roken een positieve invloed heeft

4.1 De ziekte van Alzheimer
De ziekte van Alzheimer is een vorm van corticale dementie. Er is sprake van een langzaam, progressief cerebraal functieverlies met een irreversibel verloop. Kenmerkend is het verlies van geheugen. Voornamelijk het vergeten van recente gebeurtenissen en inprentingstoornissen zijn een eerste indicatie voor het ontstaan van deze ziekte. Het verdere verloop van hersenfunctiestoornissen, bijvoorbeeld vermindering van spraak, oriëntatie en simpele handelingen, kan de diagnose bevestigen.(6)

4.1.2 De prevalentie van de ziekte van Alzheimer
Alzheimer komt vrijwel alleen bij mensen boven de 65 jaar voor. De diagnose wordt één à twee keer per duizend mensen per jaar gesteld. De incidentie is dus 2‰ per jaar. Met het stijgen van de leeftijd stijgt tevens de incidentie. Over het algemeen worden vrouwen iets meer getroffen door deze ziekte. De diagnose ziekte van Alzheimer wordt thans vaker gesteld. Waarschijnlijk omdat de algemene levensverwachting is gestegen, dus ouderdomsziekten komen meer voor. Tevens wordt de diagnose eerder gesteld. De prevalentie ligt op één per duizend mannen en drie per duizend vrouwen.(6)

4.1.3 Fysiologische kenmerken van de ziekte van Alzheimer
De ziekte van Alzheimer wordt onder andere gekenmerkt door de degeneratie van cholinerge cellen, zodat een cholinedeficiëntie optreedt. De monoaminerge en cholinerge systemen die, respectievelijk vanuit de hersenstam en de nucleus basalis van Meynert, de thalamus en de cortex cerebri bereiken, hebben een belangrijke invloed op mentale functies. Deze systemen hebben een algemene, modulerende werking en beïnvloeden de alertheid (acetylcholine), afleidbaarheid/ concentratie (noradrenaline) en stemming (serotonine).
Anticholinergica, medicijnen die de cholinerge receptoren blokkeren, veroorzaken verwardheid, terwijl cholinomimetica, die de receptoren juist stimuleren, de geheugenfuncties enigszins bevorderen. Aangezien bij de ziekte van Alzheimer dit cholinerge systeem degenereert, kan de verwardheid en vergeetachtigheid bij deze patiënten worden verklaard.(4)

4.1.4 De relatie tussen de ziekte van Alzheimer en roken
Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat rokers minder kans op het verkrijgen van Alzheimer hebben dan niet-rokers (7,8,9). Dit wordt voornamelijk toegeschreven aan de verhoogde cognitieve activiteit die kenmerkend is voor nicotine. Nicotine grijpt namelijk aan op de cholinerge receptoren, oftewel het werkt als een cholinomimetica. Zoals in de voorgaande paragraaf is uitgelegd bevordert dit de geheugenfuncties. Daarom wordt men minder vergeetachtig en wordt de attentie en aandacht vergroot en informatie sneller en beter verwerkt. Dit is onder andere onderzocht in het artikel van White, waar ze een groep Alzheimerpatiënten vier weken lang nicotinepleisters heeft toegediend.(7) Met behulp van de “Conners’ continuous performance test” heeft ze aangetoond dat de onderzoeksgroep significant beter scoort qua aandachtsvermogen en informatieverwerking dan de placebogroep.
In het artikel van Duijn(9) is een groep onderzocht van 198 vroeg gediagnostiseerde patiënten met de ziekte van Alzheimer en een controle groep van 198 mensen die overeenkomen met de patiëntengroep qua leeftijd en geslacht. Verder zijn er nog 17 patiënten onderzocht waarvan de ziekte van Alzheimer schijnbaar familiair overerft als een autosomaal dominante ziekte. Uit dit onderzoek bleek, dat bij families waar de ziekte van Alzheimer vaak voorkomt, de aangedane personen significant minder rookten. Bovendien werd bij de patiënten die rookten de ziekte 4,17 jaar later gediagnosticeerd dan bij patiënten die niet rookten. In het artikel van A.B. Graves worden soortgelijke resultaten gevonden.(8)
Bij deze onderzoeken is echter wel een grote kans op bias. Longkanker treedt meestal rond het vijftigste levensjaar op, terwijl de ziekte van Alzheimer echt een ouderdomsziekte is. Daarom kan het zijn dat de controlegroep van rokers die deze leeftijd bereikt sowieso al een lichamelijk sterkere groep is.

4.2 De ziekte van Parkinson
De ziekte van Parkinson is een chronische, langzaam progressieve aandoening van het centrale zenuwstelsel. Kenmerkend zijn de stoornissen in houding en motoriek, vegetatieve symptomen en, in een later stadium, cognitieve stoornissen. Het begint vaak met de typische ‘pillendraai’ beweging; een langzame, eenzijdige ritmische tremor van vier tot acht bewegingen per seconde met de duim en wijsvinger. De tremor is in rust aanwezig en kan tijdelijk afwezig zijn bij een doelbewuste beweging of tijdens de slaap. Emoties zorgen over het algemeen voor een verergering van het trillen. Tevens is er vaak sprake van bewegingsarmoede, starheid van lichaam en mimiek, en trage ongecoördineerde bewegingen.

4.2.1 Prevalentie van de ziekte van Parkinson
De ziekte van Parkinson is net als de ziekte van Alzheimer een ouderdomsziekte. Ook bij Parkinson stijgt de incidentie met de leeftijd. Onder de vijfenveertig jaar zijn geen gevallen geregistreerd. De incidentie in de totale bevolking is 1‰ per jaar. Hiervan is meer dan 80% van de patiënten met de ziekte van Parkinson ouder dan vijfenzestig jaar. Ruim de helft daarvan is weer ouder dan vijfenzeventig jaar. Voor personen boven de zestig jaar liggen de prevalentie schattingen rond de 5‰, bij vijfenzeventigplussers ligt de prevalentie op 20‰.(4)

4.2.2 Fysiologische kenmerken van de ziekte van Parkinson
De oorzaak van de ziekte van Parkinson is niet helemaal duidelijk Een opvallend pathologisch kenmerk is de volledige degeneratie van de substantia nigra in het mesencephalon. Mede hierdoor raakt het dopaminerge systeem verstoord Dit systeem is verantwoordelijk voor het coördineren van de motoriek. Uitbreiding van de degeneratie tot de kern van de nervus vagus verklaart de stoornissen in het autonome zenuwstelsel. (4)

4.2.3 De relatie tussen de ziekte van Parkinson en roken
Uit onderzoek is gebleken dat roken de kans op de ziekte van Parkinson verkleint. De nicotine in de tabak zou hier verantwoordelijk voor zijn. In het onderzoek van J.Gorell is er gekeken naar de dosisrespons relatie en het risico op de ziekte van Parkinson. In het onderzoek is er gebruik gemaakt van een groep niet-rokers als controlegroep. Het relatieve risico, vergeleken bij deze controlegroep, was voor lichte rokers 0.59 en voor zware rokers 0.08. Onder lichte rokers wordt hier verstaan een groep die minder dan zeshonderd sigaretten per jaar rookt, de zware rokers roken meer dan zeshonderd sigaretten per jaar. Uit de resultaten bleek dat er dus een sterke correlatie is tussen roken en een verminderd risico op de ziekte van Parkinson.(10)
Het farmacologisch therapeutische effect van nicotine is gebaseerd op de binding van nicotine aan cholinerge receptoren. Net als bij de ziekte van Alzheimer, zijn bij de ziekte van Parkinson deze receptoren aangedaan. De nicotine receptoren vertonen een nauwe verwantschap met verscheidene neuroreceptoren, waaronder dopamine. Zoals hierboven beschreven is het dopaminerge systeem aangedaan bij de ziekte van Parkinson. Door de positieve invloed van nicotine wordt het dopaminerge systeem extra gestimuleerd, wat een beschermend effect heeft. De kans op de ziekte wordt hierdoor verkleind.(11)
Mogelijk is bij dit onderzoek sprake van dezelfde bias als bij de ziekte van Alzheimer is beschreven, maar deze is echter niet beschreven in het onderzoek.

4.3 Colitis ulcerosa Colitis ulcerosa is een chronische ontsteking van het slijmvlies van de dikke darm. Colitis ulcerosa begint altijd in de endeldarm en kan zich langzaam over de hele dikke darm uitbreiden. Bij 75% van de patiënten beperkt de ontsteking zich tot het colon descendens. Ook zijn er mensen die alleen een ontsteking van de endeldarm hebben (proctitis). De specifieke klachten zijn diarree-aanvallen en bloed bij de ontlasting. Vaak klaagt de patiënt over buikpijn, vermoeidheid en koorts. Wanneer de symptomen echter langere tijd bestaan of terugkomen moet altijd aan de diagnose colitis ulcerosa gedacht worden.
Verschijnselen van ontsteking buiten de dikke darm zijn bij colitis ulcerosa zeldzaam. In ongeveer 5% van de gevallen kunnen huid-, oog- en gewrichtsklachten optreden en ontsteking van het leverweefsel. Meestal gaan deze verschijnselen gepaard met verhoogde activiteit van de colitis. De incidentie van colitis ulcerosa is 1500 patiënten per jaar.(12)

4.3 De relatie tussen colitis ulcerosa en roken
Volgens verschillende case-control studies is het risico op colitis ulcerosa verlaagd bij mensen die roken. Het relatieve risico voor colitis ulcerosa bij rokers in vergelijking tot niet rokers is 0,6. Dit is dus een duidelijk verminderde kans op colitis ulcerosa bij rokers. Bij mensen die gerookt hebben, maar nu niet meer roken, is het relatieve risico 2,0. In het artikel van Edward et. al., naar aanleiding van een case-control studie, wordt gesteld dat dit hogere risico bij ex-rokers niet verklaard kan worden door er van uit te gaan dat de mensen bij wie de eerste verschijnselen van colitis ulcerosa zich manifesteerden stopten met roken. Hieruit kan geconcludeerd worden dat er een tegenovergesteld effect ontstaat bij rokers en ex-rokers als het gaat om het verkrijgen van colitis ulcerosa.
Er zijn verschillende verklaringen mogelijk voor deze opmerkelijke uitslagen van de onderzoeken. Eén hiervan is dat de frequentie van roken lager is onder patiënten met colitis ulcerosa. Misschien bestaat er een zekere intolerantie voor tabak dat geassocieerd wordt met het ontstaan van de ziekte.
Een andere verklaring voor de uitkomsten van de onderzoeken kan zijn dat er een grote samenhang bestaat tussen het roken van sigaretten en het drinken van koffie en alcohol. Als koffie en alcohol het risico op de ziekte beïnvloeden is het niet meer duidelijk of de uitkomsten van het onderzoek toe te schrijven zijn aan het rookgedrag van de patiënten
Er zijn heden nog geen plausibele biologische verklaringen te vinden voor de associatie tussen roken en colitis ulcerosa. Dit komt onder andere door het gebrek aan kennis over de pathogenese van de ziekte. Mogelijk houdt het verband met de snellere darmpassage die het gevolg is van nicotine. (13).

4.4 Endometriumcarcinoom
Een endometriumcarcinoom is een maligne tumor uitgaande van het epitheel van het baarmoederslijmvlies. Het is de meest voorkomende kwaadaardige tumor van de baarmoeder. Omdat vrouwen met een endometriumcarcinoom vaak snel klachten hebben meldt het merendeel van hen zich in een vroeg stadium voor behandeling. Radicale behandeling is meestal niet nodig. Toch is het niet zo dat het endometriumcarcinoom een tamelijk ‘goedaardige’ vorm van kanker is; bijna 30% van de getroffenen overlijdt aan de ziekte.
Bij ongeveer 75% van de vrouwen treedt het endometriumcarcinoom op na de menopauze. Bij de grote meerderheid van de vrouwen is vaginaal bloedverlies het eerste symptoom. Een andere klacht die vaak optreedt is fluor vaginalis. Als er mictie- en defaecatieklachten optreden wijst dit vaak op een lokale uitbreiding van het proces. Onder invloed van oestrogenen treedt overmatige groei van het endometrium epitheel op. Na langdurige stimulatie ontstaat er endometriumhyperplasie. Deze kan over gaan in een carcinoom. Andere risicofactoren voor het krijgen van een endometriumcarcinoom zijn overgewicht en het krijgen van weinig of geen kinderen. Ook Diabetes Mellitus en hypertensie worden genoemd als risicofactoren. (14)

4.4.2 Nicotine en oestrogenen
Nicotine heeft een remmend effect op de afgifte van luteïniserend hormoon (LH) dat in de gonadotrope cellen van de hypofyse wordt gesynthetiseerd. LH stimuleert de granulosacellen in follikels in het ovarium om oestrogenen te maken. Als de afgifte van LH wordt geremd wordt de synthese van oestrogenen dus ook geremd. Hierdoor ontstaat de lage oestrogeenspiegel bij rokende vrouwen. (15)

4.4.3 De relatie tussen endometriumcarcinoom en roken
Epidemiologische studies hebben aangetoond dat vrouwen die roken relatief oestrogeen- deficiënt zijn. Vrouwelijke rokers hebben o.a. een eerdere natuurlijk menopauze, die het gevolg is van deze lage oestrogeenspiegel. Vrouwen die roken hebben tevens een verlaagde kans op het krijgen van neoplasmata van het endometrium, doordat de oestrogeenspiegel verlaagd is. Uit onderzoek is herhaaldelijk gebleken dat vrouwen die niet roken een twee keer zo groot risico hebben op endometriumcarcinoom dan vrouwen die roken. Bovendien is het risico kleiner op deze ziekte bij postmenopauzale vrouwen dan bij vrouwen die nog geen menopauze hebben gehad. Daarentegen hebben vrouwen die roken wel last van andere gevolgen van een lage oestrogeenspiegel zoals osteoporose, hirsutisme en een irregulaire menses. (16)
_
Hoofdstuk 5: De kracht van genieten

5.1 Waarom roken mensen?
Zoals in de inleiding is besproken is het algemeen bekend dat roken bijzonder slecht is voor de gezondheid. De meeste rokers zijn zich daar, hoe tegenstrijdig dat ook mag klinken, uitermate van bewust. 91% van de Nederlanders geeft naar aanleiding van een enquête aan dat zij vinden dat zij genoeg weten over de mogelijke gezondheidsrisico’s van roken om zelf te bepalen of zij willen roken.(17) Als men weet dat het slecht is, waarom rookt men dan toch? Waarschijnlijk zijn er aspecten die de doorslag geven om toch te roken. Een antwoord op de vraag waarom mensen roken is echter moeilijk te vinden. Het Harris Research Center in Londen heeft een onderzoek uitgevoerd waarin 5000 mannen en vrouwen werd gevraagd waarom ze genoten van bepaalde genotsmiddelen en activiteiten (o.a. TV-kijken, chocolade eten, alcohol en roken). Uit de antwoorden bleek dat men vooral rookt om zich te ontspannen, omdat het bij de gang van elke dag hoort en dat het een middel is om te kunnen omgaan met stress (zie tabel 2 en 3).

Tabel 2: For what reasons do you enjoy…?
Base: All those who enjoy… (score 8+)
(Bron: lit. 17)

As a social activity Part of everyday life To cope with stress To help me relax To give me energy % % % % % TV/Videos 8 32 10 68 2 Tea/coffee 17 48 7 34 14 Sweet things 9 20 12 55 9 Chocolate 3 15 17 56 14 Listening to music 12 23 17 74 9 Drinking alcohol 59 16 9 45 3 Sex 10 32 10 60 12 Smoking 11 36 32 46 2 Dairy products 3 56 2 21 19 Eating out 62 6 3 52 2 Shopping 9 24 9 60 6 Sports/exercise 24 21 20 46 35

Tabel 3: How the world’s office workers cope with stress
(N = 5296)
(Bron: lit. 17)

Stop for a chat or joke with colleagues 81% Take e tea or coffee break 68% Do a mix of different jobs each day 59% Have a soft drink 50% Go for a walk at lunchtime 44% Vary working hours a little from day to day 41% Smoke a cigarette/cigar/pipe 27% Eat cakes/biscuits/savoury snacks 27% Go to the gym or play sports 26% Have some chocolate 26% Have some ice cream 16% Go for a drink of alcohol at lunchtime 5%
Roken doe je dus om je te ontspannen, het hoort bij alledaagse handelingen en help bij het omgaan met stress. Dit zijn aspecten die het leven plezieriger, vreugdevoller, gelukkiger, tevredener, gemakkelijker of dragelijker maken.(18) Nu is het natuurlijk de vraag hoe belangrijk dit is voor de gezondheid of de mate van welbevinden…

5.2 Genieten, goed voelen en gezondheid
Het is moeilijk om aan te tonen wat het effect van stressvermindering, goed in je vel zitten of ontspanning op de mate van gezondheid is. Dit hangt ook samen met de definitie die voor gezondheid wordt gebruikt. Als hiervoor “de afwezigheid van ziekten” wordt gebruikt, zal het andere uitslagen geven dan bij de “de grootst mogelijke kwaliteit van leven”.
Een voorbeeld van het rechtstreekse effect van ontspanning en genieten geeft McCraty (19). Hij heeft in 1996 onderzoek gedaan naar de relatie tussen het genieten van muziek, plezierige gedachten en het immuunsysteem. Uit de resultaten bleek dat na 15 minuten luisteren naar speciale “relaxmuziek” en denken aan plezierige dingen de immuno-globuline A spiegel (een maat voor de immunocapaciteit ) met 141% was gestegen.
Dit is in de praktijk ook merkbaar. Mensen die niet goed in hun vel zitten of zelfs depressief zijn, zijn vatbaarder voor ziekten dan mensen die zich goed voelen. Hoeveel dit bijdraagt aan de gezondheid en of die bijdrage in enige verhouding staat tot alle negatieve gevolgen van roken is (nog) niet duidelijk. In een voordracht die Jan Snel 8 oktober jl. heeft gegeven over “the pleasure of moderate drinking” geeft hij een mooi voorbeeld over het effect van zogenaamde “slechte gewoonten”. Uit een onderzoek van Lee (20) blijkt dat liefhebbers van zoetigheid zwaarder zijn, meer roken, meer bewegen, meer groenten en vitaminen consumeren, matig alcohol gebruiken en gemiddeld één (gelukkiger?) jaar langer leven. Door Jan Snel (zie bijlage 1) wordt dan ook geopperd of het misschien zo is dat de effecten die roken geeft op het humeur en het algemeen welbevinden, worden onderschat. Misschien is het wel zo dat een klein beetje roken, positief zou zijn voor de algehele gezondheid. Slechts een aantal jaar geleden werd voor alcohol ontdekt dat het niet alléén maar slecht is voor de gezondheid en dat een matig gebruik zelfs beter is dan totaal onthouding. Er blijkt een zogenaamde J of U-vorm te bestaan in de dosis-effectcurve (zie figuur 1). Helaas is er nog nooit op deze manier naar roken gekeken en zijn daar dus ook geen onderzoeksresultaten van bekend.

Figuur 1

_
Conclusie

Roken blijkt een beschermende factor te zijn voor de ziekte van Alzheimer, de ziekte van Parkinson, colitis ulcerosa en endometriumcarcinoom. Dit effect kan met een grote waarschijnlijkheid worden toegeschreven aan nicotine. Dit kan ook via pleisters worden toegediend. Deze beschermende factor nooit zal opwegen tegen de effecten van roken op longkanker en hart- en vaatziekten. Misschien zou nicotine wel als preventief middel gebruikt kunnen worden bij boven genoemde aandoeningen, maar daar zal meer specifiek onderzoek naar gedaan moeten worden.
Anders is het bij de plezierige effecten van roken. Deze effecten zijn wel direct gebonden aan het opsteken van een sigaret en zijn niet alleen het gevolg van de toegediende nicotine.
Rokers roken vaak met een doel, bewust of onbewust. Ze gebruiken het om te ontspannen, om met stress om te gaan, zich te concentreren of om even achterover te leunen en te genieten. Deze effecten zorgen voor een beter humeur, geven rust of activeren juist, helpen de negatieve gevolgen van stress te verminderen, verbeteren de concentratie en doen sneller reageren. De belangrijkste reden waarom men echter rookt, blijft het plezier dat roken geeft en omdat plezier de mensen weerbaarder maakt tegen ziekte zou roken wel eens van grote waarde kunnen zijn voor de kwaliteit van leven.
Door de heer Snel is in het interview al geopperd dat de dosis-effectcurve bij roken, net als bij alcohol, de vorm zou kunnen hebben van een J of U-vorm. Dit zou inhouden dat niet en veel roken negatief werkt op de gezondheid of kwaliteit van leven en dat een matige consumptie het meest positief zou zijn. In tegenstelling tot alcohol is hier voor roken nog geen onderzoek naar gedaan. Als het blijkt dat dit waar is, krijgen we een merkwaardige situatie. Misschien wordt het in de toekomst:
“Geniet, maar rook met mate”...?!
_
Literatuurlijst
1. Centraal Buro voor Statistiek, 27 juni 2001, Pers bericht 01-132

2. Drogendijk AC, Verstandig roken, Amsterdam, Buijten &Schipperheijn, 1978

3. DEFACTO-voor een rook vrije toekomst; _ HYPERLINK "http://www.stivoro.nl/" _www.stivoro.nl_

4. Wolters E CH, Neurologie: structuur functie en dysfunctie van het zenuwstelsel, Houten, Bohn Stafleu en Loghum, 1996;151,587,596

5. Snel J, Lorist MM, Nicotine, caffeine and social drinking, Amsterdam, HAP, 1998

6. Lisdonk van de EH, Bosch van den WJHM, Huygen FJA, Lagro-Janssen ALM, Ziekten in de huisartspraktijk, Utrecht, Bunge, 1994; 118-52

7. White HK, Levin ED< Four-week treatment effects on cognitive performance in Alzheimer’s disease, psychopharmacology,1999, 143;158-165

8. Graves AB, Duijn van CM, Chandra V, et al, Alcohol and tobacco consumtion as risk factors for alzheimer’s disease: a collaborative re-analysis of case-control studies, Int J Epidemiology, 1991, 20, no.2; S48-S57

9. Duijn van CM, Hofman A, Relation between nicotine intake and Alzheimer’s disease, BMJ, 1991, 302;
1491-4

10. Gorell JM, Benjamins A, Rybicki, Johnson CC, Peterson EL, Smoking and Parkinson’s disease; A dose-response relationship, Neurology, 1999, 52; 115-9

11. Birtwistle J, Hall K, Does nicotine have beneficial effects in the treatment of certain diseases?, Br J Nurs, 1996, 13; 1195-202

12. CCUVN (Crohn/Colitis Ulcerosa Vereniging Nederland; _ HYPERLINK "http://www.crohn-colitis.nl/" _www.crohn-colitis.nl_

13. Boyko EJ, Koepsell TD, Perera DR, Inui TS, Risk of colitis among former and current cigarette smokers
The New England journal of Medicine 1987;707-10

14. Westhoff C, Heller D, Drosinos S, Tancer L, Risk factors for hyperplasia-associated versus atrophy-associated endometrial carcinoma Am J Obstet Gynecol 2000;182:506-8

15. Heineman MJ, Bleker OP, Evers JLH, Heintz HPM, Obstetrie en gynaecologie, Maarssen, Elsevier/Bunge, 1999; 58-63

16. Baron JA, La Vecchia C, Levi F, The antiestrogenic effect of sigarette smoking in women
Am J Obstet Gynecol 11990;162:502-14

17. Harris Research Center, The value of pleasure and the question of guilt – international data tabulations, Research Reports, oktober 1996: 220

18. Snel J, Genieten mag!; de dingen die slecht voor ons zij, zijn vaak heel goed voor ons, Utrecht, Kosmos-Z&K Uitgevers, 1996; 76-91

19. McCraty R, Barrios-Choplin B, Atkinson M, Tomasino D, The effects of different types of music on mood, tension and mental clarity, Alternative therapies, 1998, 4; 75-84

20. Lee IM, Paffenbarger RS, Life is sweet: candy consumption and longevity, BMJ, 1998, 317; 1683-4

_
Bijlage 1

Interview/ontmoeting met dhr. Jan Snel.

Jan Snel is een psychofysioloog, verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Hij heeft onder meer een boekje geschreven, met als titel “genieten mag; de dingen die slecht voor ons zijn, zijn vaak heel goed voor ons”, over de effecten die roken, koffie, alcohol, e.d., hebben op de gezondheid en kwaliteit van leven.
N.B. Het onderstaande interview heeft in werkelijkheid niet letterlijk zo plaatsgevonden, het moet meer gezien worden als een uitwerking van een gesprek.


1. Wat vindt u van roken, zou u iemand aanraden om te blijven roken?
Dat niet, ik vind dat mensen niet perse hoeven te stoppen met roken, maar dan wel serieuzer met het roken zouden moeten omgaan. Mijn advies zou dan ook zijn; rook matig, enkele sigaretten per dag, en rook met een doel. Bijvoorbeeld om even te genieten, tot rust te komen, te ontspannen of om je beter te kunnen concentreren. Mensen moeten genieten van het roken.

2. Uw boek komt vrij populair over. In hoeverre zijn de conclusies die u trekt wetenschappelijk onderbouwd?
Alle conclusies en verwijzingen naar onderzoeken zijn weldegelijk echt wetenschappelijk onderbouwd, maar ik mocht van de uitgever geen bronnen vermelden, dan bereik je volgens hem minder lezers. Bij mijn volgende boek zal ik zeker voor zorgen dat die verwijzingen er wel inkomen, krijg die opmerking vaak te horen.

3. Vindt u het belangrijk dat bekend wordt dat er ook positieve kanten aan roken zitten?
Ja, het is nu eigelijk totaal onbekend waarom mensen roken, en wat de positieve kanten zijn. Op het moment wordt er niet een objectief beeld naar buiten gebracht.

4. Wat is er volgens u goed aan roken?
Dan moet je het boekje lezen! Roken, alcohol, koffie, uitgaan; allemaal dingen die volgens de algemene opinie slecht voor je zijn. Wat mensen dan vergeten is het gevolg van die activiteiten of waarom ze dat doen. Je geniet ervan en voelt je meer ontspannen. Dat blijken heel belangrijke aspecten te zijn in de kwaliteit van leven. Roken is natuurlijk heel slecht voor de gezondheid, maar misschien zijn de effecten als ontspannen, stressvermindering en genieten ook wel heel belangrijk. Wellicht komen we er in de toekomst nog wel achter dat een beperkt of matig roken en positieve invloed heeft op de gezondheid.

5. Mogen tabaksproducenten het onderzoek naar roken sponsoren?
Ja, want ieder wetenschappelijk onderzoek dat wordt gepubliceerd, passeert een aantal checkpunten. Zo heb je bijvoorbeeld ethische commissies die onderzoeken toetsen, het is in het belang van een onderzoeker dat zijn naam zuiver blijft en voordat een artikel gepubliceerd wordt besluiten de redacteuren van dat tijdschrift of een onderzoek goed is uitgevoerd, of de resultaten kloppen en of de conclusies ergens op gestoeld zijn. Om een voorbeeld te noemen: wij doen een onderzoek naar de effecten van alcohol en Heineken stelt daar geld beschikbaar voor. We hebben de afspraak met Heineken dat ze ieder artikel van tevoren mogen lezen, zodat ze ons eventueel op voorbarige conclusies of fouten kunnen attenderen, maar zij kunnen een publicatie niet tegenhouden.