Snelle Parkies

 

Het blijft me fascineren dat ik als parkinsonpatiënt soms enerzijds niet in staat ben gewoon te lopen (Vlaams: "gaan"), terwijl ik wel kan rennen (Vlaams: "lopen"). Ik heb het daar met collega-patiënten over gehad, en we hebben ook wat proefjes genomen. Zo heb ik met een aantal patiënten het spelletje dat wij vroeger "vuistvechten" noemden gespeeld. Dat gaat als volgt in zijn werk:

"De spelers zetten de vuisten van de rechterhand tegen elkaar. Eén van de twee spelers mag in een snelle beweging met zijn rechtervuist de rechtervuist van de tegenstander aan proberen te tikken. De tegenstander moet de tik proberen te ontwijken. Lukt dit, dan mag hij/zij de tikken uitdelen." Het blijkt dan dat zelfs hele trage verstarde patiënten razendsnel de tikken kunnen ontwijken.

Een soortgelijk fenomeen doet zich voor als ik met mijn zoon schijnboks. Het lukt hem nauwelijks mij te raken omdat ik razendsnel zijn slagen weet af te weren.

Veel gehoord zijn ook de verhalen van tennisspelende en rennende parkies. Ik mag zelf ook graag een balletje slaan. ik heb alleen moeite om naar de gevallen ballen toe te lopen en ze op te rapen.

 

Kinesia paradoxa


Het verschijnsel dat parkinsonpatiënten het ene moment wel en het andere moment niet kunnen bewegen, wordt aangeduid met “kinesia paradoxa” en wordt in de literatuur veelvuldig beschreven.

 

Cruchet publiceerde in 1925 in ‘The Lancet’ 2: 263-268, het verschijnsel, dat een Parkinsonpatiënt als eerste uit zijn brandende huis kon wegvluchten of, dat hij heel onverwacht en uiterst ongewoon, toch adequaat kan functioneren. Ook in de dagelijkse praktijk blijken mensen met Parkinson soms heel normaal te kunnen functioneren. Onder omstandigheden waarbij op verschillende manieren aanwijzingen (cue’s) worden gegeven, blijken activiteiten die eindeloos zijn uitgevoerd; in het dagelijks leven (ADL) of het werk en bijvoorbeeld bij hobbies en sport makkelijker te kunnen worden uitgevoerd. Omstandigheden, waarbij men geboeid is door het doel van bewegen én er met extra prikkels van buitenaf harmonieus wordt gestimuleerd door horen, zien en voelen.”(Geciteerd uit : http://www.parkinson-thuis.nl/index2.html )

Ook Oliver Sacks berichtte erover:

"De notie van parkinsonisme als een druk die op de patiënt wordt uitgeoefend, krijgt vooral ondersteuning van het verschijnsel 'kinesia paradoxa', dat bestaat uit een plotselinge en totale (hoewel tijdelijke) verdwijning of deflatie van de ziekte - een verschijnsel dat zich het vaakst en het duidelijkst voordoet bij de zwaarste parkinsonpatiënten.

Zo kan het voorkomen dat deze patiënten het ene moment nog stokstijf als levenloze standbeelden zitten en het volgende moment, door een of andere plotselinge noodzaak die zich aan hen voordoet , tot leven worden gewekt (een beroemd voorbeeld is dat van een man die uit het water werd gered door een parkinsonpatiënt die uit zijn rolstoel sprong." (Oliver Sacks 1988 :36)

Neuronale netwerken

Door hun talrijke synaptische verbindingen vormen neuronen complexe netwerken, die neuronale netwerken of ook wel neurale netwerken worden genoemd. Voor een wat uitgebreidere uitleg verwijs ik naar het boek medische fysiologie van Bouman en Bernards. (Bouman en Bernards, 2002 blz.116 e.v.) Ik haal hieruit wat stukken aan: 

De neuriet van de meeste neuronen vertoont aan zijn einde een intensieve vertakking Het aldus gevormde eindboompje kan meer dan duizend takjes bevatten met aan elk einde een synaps- knop. Deze synapsknopjes zijn verspreid over meerdere, soms vele volgende neuronen. zodat de invloed van het neuron voor de synapsovergang. dat wij aanduiden als het presynaptische neuron, zich verdeelt over vele doelwitcellen: de postsynaptische neuronen Dit noemt men divergentie. Omgekeerd zijn op dendrieten en soma van elk neuron in het CZS synapsknopjes gehecht van meerdere, soms honderden presynaptische neuronen. Dit samenkomen van invloeden op één postsynaptisch neuron heet convergentie. Door deze schakelingen gedraagt een neuronaal systeem zich als een netwerk waarin een impuls een groot aantal verschillende wegen kan volgen. Welke weg op een bepaald moment wordt genomen hangt af van de momentane toestand van de synapsen in het netwerk.

Om ons de gebeurtenissen in het neurale netwerk enigermate kunnen voorstellen kunnen wij ons bedienen van het volgende model. De informatie die het netwerk moet bewerken en doorgeven bestaat uit reeksen actiepotentialen waarvan wel de frequentie maar niet de amplitude kan worden gevarieerd...Hoe het ook zij, de door te geven informatie is eenvoudig en het neuron kan worden voorgesteld al een schakelaar die maar twee standen kent: aan (= 1) en uit (= 0).

...Dit alles zorgt ervoor dat de synaps het meest flexibele deel van het neuronale netwerk is, dat bovendien meer dan andere delen toegankelijk is voor beïnvloeding door geneesmiddelen.

(Bouman en Bernards, 2002 blz.116 e.v.)

Ik heb geprobeerd één aspect van de werking van een neuraal netwerk inzichtelijk te maken, namelijk hoe een signaal alternatieve wegen kan nemen door de aanwezige neurotransmitter te variëren. De onderstaande figuren stellen drie momenten in een neuraal netwerk voor. Ik stel me zo voor dat zowel met de rode transmitter als met de groene neurotransmitter in dit voorbeeld spieren van een hand worden aangestuurd. Als elke spiercel in de hand afzonderlijk zou moeten worden aangestuurd, zou een eenvoudige beweging uitzonderlijk veel rekencapaciteit vergen. Bovendien zou er voor elke spiercel een neuron moeten worden gereserveerd, en dat is niet zo. Het lijkt mij daarom logisch (maar het is niet meer dan gissen) dat de spieren in logische groepen worden ingedeeld. Door rode transmitter vrij te geven, zou zo een grote groep spiercellen kunnen worden aangestuurd voor een snelle, grove beweging. De groene transmitter zou dan gebruikt kunnen worden voor fijnere bewegingen.

Figuur 1 Neur(on)aal netwerk

Situatie in rust. Er is geen neurotransmitter aanwezig. Er loopt geen signaal door de neuronen.

 

 

 

 

 

 

Figuur 2 Neur(on)aal netwerk

Rode neurotransmitter is aanwezig. Het signaal gaat door die axonen die een receptor voor de rode neurotransmitter hebben. Het signaal komt aan op a,b,d en e, maar niet op c omdat op een van de synapsen geen rode receptor zit

 

 

 

 

 

Figuur 3 Neur(on)aal netwerk

Groene neurotransmitter is aanwezig. Het signaal gaat door die axonen die een receptor voor de groene neurotransmitter hebben. Het signaal komt aan op c,d en e, maar niet op a en b omdat op de synapsen op weg hierheen geen groene receptoren zitten

 

 

 

 

 

Het model dat ik hierboven schets, zou verklaren waarom door de afwezigheid op een bepaald moment van een specifieke neurotransmitter een bepaald type bewegingen niet meer mogelijk is, terwijl andere bewegingstypen met dezelfde spieren en neuronen nog wel kunnen. Als deze theorie enigszins klopt, dan is het bijvoorbeeld mogelijk je spieren, die door de parkinson verstarren, in conditie te houden door bijvoorbeeld te tennissen. Ik merk, als ik ’s-avonds aan het koken ben, er soms een moment komt dat ik niet meer kan roeren in de pan. Het lukt dan vaak toch weer wel, als ik felle slagbewegingen met de pollepel maak. Nadeel is dat ik later op de avond soms opmerkingen krijgt over de saus in mijn haar.

De paden die signalen nemen veranderen niet alleen bij de aansturing van spieren. Onze hersenen zijn één groot neuronaal netwerk, waar de paden die de prikkels volgen, mede worden bepaald door de neurotransmitters die op een bepaald moment aanwezig zijn. Dat betekent weer dat de uitkomst van ons denken anders zal zijn wanneer een bepaalde neurotransmitter wel of niet aanwezig is. We gaan anders denken en eigenlijk worden we daardoor andere mensen. Dat laatste is wel heel erg confronterend, vooral als iemand zegt dat degene die je vroeger was niet meer bestaat. Want, hoewel je veranderd bent, voelt het van binnenuit nog zo vertrouwd. Ik blijft toch ik.

Literatuur

 

Oliver sacks - Ontwaken in verbijstering. Meulenhof Informatief. Amsterdam, 1988. Oorspronkelijke titel "Awakenings"

Bouman, Lennart N. prof.dr. en Bernards Jan A. prof.dr. - Medische Fysiologie, Bohn Stafleu Van Loghum. Houten, 2002

Wolters, H.J. en Groenewegen H.J. - Neurologie Structuur, functie en dysfunctie van het zenuwstelsel, Bohn Stafleu Van Loghum. Houten, 1996